De graszaadoogst 2020 zal bij de meeste van onze telers gemengde gevoelens oproepen. Zelden hebben we een jaar meegemaakt waarin de combinatie grondsoort/zaaitijdstip/grassoort zoveel extreem verschillende resultaten heeft opgeleverd. Van extreem lage opbrengsten tot extreem hoge opbrengsten, vaak als gevolg van de factoren pech of geluk.
 
In zijn algemeenheid kunnen we vaststellen dat:
  • de vroeg gezaaide percelen beter presteerden dan laat gezaaide percelen (door de voorjaarsdroogte hebben hol staande percelen niet kunnen compenseren)
  • vroege soorten in het algemeen veel schade van de droogte hebben gehad en een lagere zaadopbrengst scoorden dan verwacht
  • bij Engels raaigras de late rassen nog hebben geprofiteerd van de neerslag eind mei/begin juni
In de grafiek hieronder staat het verloop van de gemiddelde opbrengst over al het Engels raaigras weergegeven. In Nederland zitten we circa 5 % onder het vijf-jarig gemiddelde. Hierbij dient aangetekend te worden dat het vroege materiaal tot 20 % minder dan verwacht opgebracht heeft en dat de latere rassen dit konden compenseren door bovengemiddeld goede opbrengsten te leveren. Ondanks wat negatieve uitschieters in sommige jaren zien we dat de trendlijn (Lineair) zich doorzet.