Een grote groep maistelers heeft er dit jaar voor gekozen toe te werken naar een vroege maisoogst, zodat voor 1 september een vanggewas kan worden gezaaid. De reden hiervoor is de verplichting om eens in de vier jaar een rustgewas te telen op zand- en lössgrond. Door uiterlijk 31 augustus een onbemest vanggewas in te zaaien, wordt voor dat perceel aan die voorwaarde voldaan.
In 2021 en 2024 is uitstel verleend voor het zaaien van een vanggewas na mais tot na 1 oktober, omdat de mais toen nog niet rijp was. Dat roept de vraag op: is zo'n vroege oogst wel realistisch? En wat zaai je na de mais om aan de rustgewasverplichting te voldoen?
Op de vraag of een maisoogst voor 31 augustus mogelijk is, antwoordt productmanager ruwvoer Roy Kuenen van DSV zaden Nederland: 'De slagingskans van een vroege maisoogst hangt in principe af van drie factoren. Dat zijn: goed teeltmanagement, de juiste genetica en een beetje geluk.'
Met geluk bedoelt Kuenen de omstandigheden die de teler niet kan beïnvloeden. 'Om de invloed hiervan zo klein mogelijk te houden, zijn goed teeltmanagement en de juiste genetica van groot belang.'
Temperatuur en neerslag spelen hierin een grote rol. Bij lage temperaturen groeit mais minder goed, terwijl veel neerslag ervoor zorgt dat de plant langer vocht opneemt, waardoor de afrijping vertraagt. Tussen de jaren bestaan grote verschillen. 'Denk maar aan het extreem natte seizoen van vorig jaar', zegt Kuenen. 'Dit jaar zijn de omstandigheden gemiddeld genomen gunstiger, al verschilt dat per regio.'
'Kijken we naar de temperatuur- en neerslagsom vanaf april, dan zien we duidelijke verschillen tussen bijvoorbeeld Hoogeveen en Eindhoven. In Eindhoven is de mais eerder afgerijpt door de hogere temperatuursom en minder neerslag. Daarbij kon in het zuiden ook eerder worden gezaaid door de hogere (bodem)temperatuur in april', aldus Kuenen.
Het teeltmanagement biedt mogelijkheden om te sturen op een vroege oogst. Het zaaitijdstip heeft hier veel invloed op; vroeg zaaien leidt doorgaans tot een eerdere afrijping.
'Let er wel op dat de beginontwikkeling cruciaal is. Soms is het beter iets later te zaaien zodat de plant goed doorgroeit, dan te vroeg te zaaien met een matige jeugdontwikkeling', adviseert Kuenen. 'Daarnaast zit de kracht van ultravroege mais vaak in de eindsprint richting de afrijping.'
Genetica speelt een grote rol bij het oogstmoment. Ultravroege mais heeft een zeer kort groeiseizoen en wordt ook wel 100-dagenmais genoemd. 'Wil je zoveel mogelijk zekerheid van een oogst voor 31 augustus, kies dan voor ultravroege mais', stelt Kuenen.
De maisrassen AMBIENT en FLYNT zijn de vroegste rassen van Nederland. Daarmee geven deze volgens Kuenen de meeste zekerheid op een tijdige oogst.
Op het demoveld in het Noord-Limburgse Ven-Zelderheide beoordeelt DSV zaden Nederland het ras FLYNT op het drogestofgehalte. Dat gebeurt met de schattingstabel in het Handboek Snijmais. De recentste beoordeling is gedaan op 25 augustus. De mais was toen 108 dagen oud, gezaaid op 9 mei.
'De plant heeft prima groeiomstandigheden gehad, met een normale zaaidichtheid en een mooie verhouding tussen plant en kolf. Het kolfaandeel bedraagt naar schatting zo'n 50 procent', laat Kuenen weten.
Het drogestofgehalte van het blad en de stengel zijn geschat. Kuenen: 'De plant is nog ongeveer voor een kwart groen en bij doorsnijden zien we dat de stengel droog is. Dat betekent ongeveer 27 procent droge stof.'
De deegrijpe korrels duiden op 50 procent droge stof in de kolf, geeft Kuenen aan. 'Op basis van deze gegevens en de tabel in het Handboek Snijmais komen we uit op 35 procent droge stof.'
'Met een toename van 3 procent droge stof per week verwachten we rond de 37 procent droge stof, een perfect moment om te oogsten.'
Omdat de oogst vroeg plaatsvindt, is er voldoende tijd om een goed vanggewas te telen. Let daarbij op de voorwaarden:
Wanneer een vanggewas na mais ook als rustgewas moet meetellen op zand- en lössgrond, moet minimaal twee derde van het perceel bestaan uit gewassen van de lijst 'Vanggewas na snijmais', te vinden op rvo.nl. Bij andere hoofdteelten is de keuze voor vanggewassen uitgebreider.
'De eerste vraag die je jezelf als teler moet stellen: wil ik nog ruwvoer oogsten, of gebruik ik het vanggewas enkel als groenbemester?', zegt Kuenen.
COUNTRY Silage 2 is speciaal ontwikkeld voor gewasrotaties met gras. Het mengsel bevat snelgroeiende grassoorten waardoor in de nazomer en/of het voorjaar een snede kan worden geoogst.
'Door het gekruiste en Engels raaigras in dit mengsel kan er bovendien voor worden gekozen één of twee jaar langer te maaien. Dat maakt het mengsel flexibel toepasbaar in een bouwplan', legt Kuenen uit.
Voor extra eiwit en stikstofbinding kan de Silage Klaver Mix worden toegevoegd. De TerraLife Landsberger Gemenge kan ook nog één keer worden gemaaid en bevat bovendien inkarnaatklaver en wikke, die zorgen voor extra eiwit en stikstofbinding.
Bekijk voor meer informatie over de genoemde producten de ruwvoerbrochure.